De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft in een recent rapport een vernietigend oordeel geveld over de hulpverlening aan een zwaar mishandeld pleegmeisje uit Vlaardingen. De Inspectie concludeert dat betrokken hulpverleners en jeugdzorginstellingen ernstige fouten hebben gemaakt, wat leidde tot blijvend letsel voor het meisje.

Zwaar mishandeld pleegmeisje in levensgevaar

In mei 2023 werd een tienjarig meisje uit Vlaardingen na maanden van mishandeling in levensgevaar in het ziekenhuis opgenomen. Het meisje, dat in een pleeggezin woonde, liep door de mishandeling blijvende schade op en heeft sindsdien intensieve zorg nodig. Het Openbaar Ministerie verdenkt de pleegouders, Daisy W. en Johnny van den B., ervan het meisje te hebben mishandeld en zelfs met de bedoeling om haar van de trap te duwen of te gooien. De pleegouders ontkennen de beschuldigingen.

Hulpverlening schoot tekort

De IGJ, samen met de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV), heeft onderzoek gedaan naar de rol van de betrokken hulpverleners. Het doel van dit onderzoek was om te leren van de gemaakte fouten en om verbeteringen door te voeren in de zorg voor kwetsbare kinderen. Na zes maanden onderzoek concluderen de inspecties dat de pleegzorginstantie Enver en de jeugdbeschermingsorganisatie William Schrikker Stichting (WSS) ernstig tekortgeschoten zijn. De inspecties hebben beide organisaties onder ‘geïntensiveerd toezicht’ gesteld, wat inhoudt dat zij onder strengere controle komen te staan.

"Het meisje werd niet serieus genomen" 

Volgens de IGJ en Inspectie JenV hebben deze organisaties niet adequaat gereageerd op meerdere signalen van mishandeling en verwaarlozing. Het meisje had herhaaldelijk aangegeven dat zij werd mishandeld, maar haar klachten werden niet serieus genomen. De rapporten stellen dat er te weinig met het meisje is gesproken en dat haar zorgen onvoldoende zijn onderzocht.

Onvoldoende hulp van hulpverleners

Een van de belangrijkste bevindingen in het rapport is dat de hulpverleners de situatie onvoldoende hebben geanalyseerd. Er werd geen adequate follow-up gegeven op eerdere meldingen van mishandeling. Daarnaast concludeert de inspectie dat de Raad voor de Kinderbescherming, die betrokken was bij de zaak, niet volgens de geldende procedures heeft gehandeld. Zo werd er bijvoorbeeld geen tweede persoon ingeschakeld om mee te kijken naar het dossier van het meisje.

Erkenning van fouten

De betrokken organisaties erkennen hun fouten. De WSS, die als voogd optrad, geeft toe dat zij niet genoeg toezicht hield op de veiligheid van het meisje. Ook Enver, de pleegzorginstantie, zegt na deze zaak maatregelen te willen nemen om herhaling te voorkomen.

Boosheid en verdriet

De biologische moeder van het meisje reageert met boosheid en verdriet op de bevindingen van de inspecties. Via haar belangenbehartiger Namens de Familie liet ze weten dat de conclusie van de inspecties haar zorgen bevestigt. Hoewel de moeder haar dochter niet terugkrijgt, voelt ze zich enigszins opgelucht dat haar bezorgdheid nu officieel is erkend. "Het is een enorme klap voor haar, maar ook een bevestiging dat ze gelijk had in haar zorgen", aldus de vertegenwoordiger van de moeder.